Het stuk stadsmuur dat stond tussen de Doezastraat en de Jan van Houtbrug was in de 15e eeuw de afscheiding van de raamlanden die binnen de stad vielen. Op de raamlanden stonden stellages waar het Leids laken op te drogen hing. Halverwege de 15e eeuw was er zoveel ruimte nodig dat dit stuk stadsmuur werd afgebroken om meer ramen te kunnen plaatsen. Toen in 1481 een klein legertje zonder problemen de stad wist binnen te vallen, werd besloten tot herstel van de stadsmuur. Rond die tijd moeten de waltorens Bourgondië en Oostenrijk gebouwd zijn. De waltorens gaven de verdedigers van de stad een relatief veilig zicht naar buiten door negen smalle schietgaten. In de toren waren drie niveaus waarop men kon plaatsnemen. Tegenwoordig is er één vloer minder zodat er een grote bruikbare ruimte is ontstaan. De namen van beide torens zijn waarschijnlijk afgeleid van de in 1482 overleden hertogin Maria van Bourgondië, gravin van Holland en de ‘Vorstin der Nederlanden’ en haar echtgenoot, de Roomse keizer Maximiliaan van Oostenrijk. Waltoren Bourgondië is in 1871 gesloopt. In de muur van de waltoren Oostenrijk is nog een gevelsteen met de oude spelling ‘Oistenrijck’ te zien. Opvallend zijn de metseltekens van twee paar Leidse Sleutels. De motieven ontstaan door het gebruik van verglaasde bakstenen die in kleur afwijken van de reguliere bouwstenen